Post Tagged ‘verhuizen’

Dubbel dankbaar

Geplaatst op: 14 oktober 2010 door Geert van den Munckhof in Thema: Verhuizen
Tags:

In de lift naar vijfhoog sprak een man me aan in plat Drents. Hij had een vriendelijke stem en zijn evenzo vriendelijke blik maakte dat ik communicatief zo correct mogelijk ‘ja’ knikte op momenten dat het logisch leek. Ik kon er geen woord van verstaan. Als net afgestudeerde limburgse logopedist ging ik werken in Hoogeveen en vandaag was ik daar op huizenjacht. De woningbouwvereniging had me naar Helios 112 gestuurd. Het was een eenpersoons appartement dat binnenkort vrij zou komen. Er woonde nog een oud vrouwtje, dat misschien nog wel wat zaken ter overname had. Ik moest maar eens gaan kijken.

Mijn eerste drentse ontmoeting moest naar de negende etage. Het zei weliswaar ‘neen’, maar het digitale nummertje in de display verraadde hem… Nog een keer vriendelijk knikkend, stapte ik uit op vijf en liep een lange galerij op. Het uitzicht vanaf de hoge flat was mooi. Elke stap die ik zette klonk betonnig eigenwijs en zelfverzekerd echode ik zo door naar nr. 112. Mijn eerste baan op zak en wie weet, misschien vanmiddag ook mijn eerste woning? Mijn voorzichtige druk op de bel liet een verwachtingsvol signaal horen.

De deur ging open en daar stond ze. Een vrouwtje van ongeveer anderhalve meter hoog. Witgrijs haar, bijna doorzichtig perkamenten huidje maar met een sprankel in haar ogen waar menige tiener jaloers op zou zijn. ‘So, bejje er al’, zei ze. ‘Dat hep ie snel gedaan’. Plat amsterdams accent, voor zover ik dat kon beoordelen. In ieder geval geen drents, want ik verstond haar. De woningbouw had haar blijkbaar geinformeerd over mijn komst. Ik mocht binnen komen en werd meteen op een mooie ouderwetse zitbank in de ruime woonkamer neergezet. Tapijtjes lagen hier en daar op de mooie vloerbedekking. ‘Koffie?’, vroeg ze terwijl ze haar al netjes klaargezette porselein voor me uitstalde. ‘Koekje? Je zult wel honger hebben, want je moest van ver komen hé?’. Ik vertelde haar waar ik vandaan kwam, over de treinreis van twee uur en over de reden van mijn komst. Over dat ik net afgestudeerd was in Eindhoven en dat ik mijn eerste baan bij de GGD Zuid-West Drenthe had gekregen. En dat ik op zoek was naar een woning nu en vandaar bij haar op bezoek, omdat zij blijkbaar ging verhuizen?

Die wat vragend gestelde slotzin triggerde haar om te vertellen. Ja, ze ging verhuizen. Ze had in Hoogeveen niemand meer. Ze was 88 en iedereen om haar heen was doodgegaan. Zo ging dat nu eenmaal, concludeerde ze heel nuchter. Ach, de mensen van de kerk hadden haar wel willen helpen, maar daar had ze niet zo veel mee, vertelde ze. En nu had ze besloten om de laatste jaren van haar leven bij haar zoon in Australië door te gaan brengen. Vliegreis en alles had hij al geregeld. Een week later zou ze vertrekken. Maar nou zat ze nogal omhoog met alles wat ze nog moest regelen. Ze was dan ook benieuwd of ik haar misschien kon helpen door het een en ander van haar over te nemen, zodat ze daar niets meer aan hoefde te doen. Bedrukt keek ze naar de vloerbedekking. Maar eerst nog maar een kopje koffie. Ze vond het zo gezellig dat ik er was. ‘Je zou mijn zoon kunnen zijn’ zei ze. Het was een opmerking die ze die middag nog vaak zou herhalen.

Ik wilde haar graag helpen, maar ik had geen idee wat ze zich bij de overname precies voorstelde. ‘Kom maar eens mee’ zei ze, en kwiek stond ze op van haar fauteuil. Ze trok het eerste beste keukenkastdeurtje open. Potten, pannen, borden, kopjes. De hele kast vol. Tweede deurtje ging open. Handdoeken, theedoeken, washandjes, netjes naast elkaar gestapeld. ‘In dit kastje heb ik ook de electrische mixer liggen. Ja, je moet wel een beetje woekeren met de ruimte in zo’n klein flatje. Maar voor één persoon is het ruim genoeg, hoor!’. Ik beaamde dat. De lades gingen open. Kookgerei, bestek, lepels, messen, vorken, scheplepel etc. ‘Kijk’, zei ze. ‘Dat moet ik allemaal leegmaken van de woningbouw, tenzij… Kom eens even mee…

Ze drentelde kwiek voor me uit, de gang in. Terloops wijzend naar de kapstok en de kast die ook weg moest, liep ze door, de slaapkamer in. Het tweepersoonsbed, midden op de kamer, was netjes gespreid. Dekbed erover, met dáárover nog een zelfgehaakte sprei. Twee bedkastjes, links en rechts van het bed, completeerden het geheel. De slaapkamerkast was ruim. Ook die werd geopend. Dekens, lakens, sommige nog in de originele verpakking, zag ik. Aan wat kleerhangers hingen een paar jurken. Op een schap lagen wat andere kleren. De koffer stond naast de kast. ‘Die kleren neem ik mee’ vertelde ze, ‘maar die dekens, tja…’. Ze liep door naar de deur van de badkamer. ‘Kijk, hier staat de wasmachine. En in deze kast heb ik de schoonmaakspullen staan. Bezem, stofzuiger enz. Nieuwe stofzuigerzakken liggen hier ook…’. Het was even stil. Je hoorde haar denken en aan de blik in haar ogen was te zien dat ze al die spullen eigenlijk een groot probleem vond.

Terug in de kamer, keken we samen naar buiten. Het was zonnig en het zonnescherm over het balkon wierp een mooie schaduw over de tuinstoelen. ‘Dat is ook zoiets’, zei ze. ‘Dat scherm is zó fijn, als de zon hier ’s middags naar binnen schijnt. Dat heb ik voor 300 gulden overgekocht van de vorige bewoner en daar heb ik nooit spijt van gehad. Maar die tuinstoelen, tja, die moet ik allemaal naar beneden sjouwen…’ Weer werd het stil. Ze liep naar de radio en zette die zachtjes aan. Ik keek ernaar en luisterde naar de muziek die uit de boxen kwam. Op een salontafeltje stond de televisie. Ze zag dat ik er naar keek. ‘Ja, die ook’, zei ze bijna verdrietig. Op de huiskamertafel, met daaromheen vier mooie houten stoelen, lag de Drentsche Courant en nog wat andere bladen. We praatten nog wat over het een en ander, maar uiteindelijk kwamen we toch op de vraag wat ik eventueel over wilde nemen. ‘Ik kan en wil niks meenemen’, gaf ze al een voorzet, ‘dus wat mij betreft is alles over te nemen’.

In mijn hoofd had ik al zo’n beetje een optelsom gemaakt wat ‘alles overnemen’ zou kunnen gaan betekenen in financieel opzicht. Veel had ik echter niet te besteden. Ik meende het structureel aan te moeten pakken en noteerde alles wat zij graag kwijt wilde. De lijst werd langer en langer. Op haar koffer na en haar kleren stond uiteindelijk de hele huisraad op de lijst. Op mijn vraag wat dat zou moeten gaan kosten, antwoordde ze bijna bedrukt en heel weifelend. ‘Is, eh, duizend gulden te veel’. Ik stond perplex. Het was een schijntje van de waarde en dat vertelde ik haar ook.

Zichtbaar opgelucht wimpelde ze al mijn bezwaren weg. Ik kon haar zoon zijn en zij kon toch niks meer met de spullen doen. Als we het eens zouden worden, dan zou ze het heel fijn vinden om het zo samen te regelen. En of ik dus met haar mee wilde gaan naar de woningbouw, want ze wilde het meteen afhandelen… Een uur later wás het geregeld. De officiële overdracht, via de woningbouw, zou een week later zijn, maar mevrouw De Jong kon zonder verdere inspectie haar woning verlaten, omdat ik getekend had om al haar spullen en ook haar woning in de huidige staat over te nemen. Die dag ging ik met de trein naar huis en heb een week lang in een soort roes geleefd.

De week erna kon ik bij de woningstichting de sleutel gaan ophalen. Met nog steeds een wat onwerkelijk gevoel in mijn hart, draaide ik de sleutel van de voordeur om in het slot. Ik liep door de gang, langs de kast en zag door de openstaande slaapkamerdeur het tweepersoonsbed, met het dekbed en de sprei. In de woonkamer, scheen de zon net onder het zonnescherm over de huiskamertafel en reflecteerde in het televisiescherm. Op tafel stond een vaas met bloemen en er lag een briefje bij. ‘Welkom’ stond er op geschreven met een mooi ouderwets handschrift. ‘Heel veel woonplezier gewenst en als er wat is, dan moet je maar bellen. Ik ben bij mijn zoon’. Ik glimlachte. Ze had haar telefoonnummer er niet bijgeschreven. Een groot gelukzalig gevoel overviel me. Ik plofte in ‘mijn’ fauteuil en keek naar buiten, over Hoogeveen. Toen ging de bel…

‘Goedemorgen. Ik ben mevrouw Venema, van de bewonersvereniging. Bent u de nieuwe huurder?’ ‘Ja’, bevestigde ik, verrast en in de volle overtuiging dat zoveel vriendelijkheid toch eigenlijk bijna onwerkelijk was… Ik wilde haar dus ook maar binnen vragen, maar ze bleef liever buiten staan vertelde ze. ‘U heeft alle spullen van mevrouw de Jong overgenomen?’, kwam ze meteen terzake. Opnieuw kon ik bevestigend antwoorden op haar vraag, maar de blik in haar ogen temperde mijn gevoel van verrassing enigszins. ‘Ja, weet u, al die spullen wáren niet van mevrouw de Jong. Zij kwam vorig jaar vanuit Amsterdam hier wonen met alleen maar een tandenborstel, en wij hebben voor haar bij het Leger des Heils alle huisraad bijelkaar gesprokkeld. Alléén het zonnescherm, dat heeft ze van de woningbouwvereniging gekregen. In de kelder van haar flat staan ook nog twee bedden. We hebben haar zó goed geholpen. We dachten dat zij zich dan ook wel bij onze kerkgemeenschap zou aansluiten, maar na een paar keer hield ze dat al voor gezien. En nu merkten we onlangs dat ze was vertrokken…

Ik stond perplex en dat moet mevrouw Venema gezien hebben. ‘Ach, weet u, u bent ter goeder trouw en ik kom ook niet om te vertellen dat we de spullen van u terug moeten hebben. Maar als we de twee bedden in de kelder zouden mogen terugkrijgen, dan kunnen we daar weer andere gezinnen mee helpen. En als u een keer onze kerkdienst wilt bijwonen…’ Met heel veel overtuiging heb ik haar die twee bedden beloofd. Ik heb ze zelf van mijn kelder naar haar kelder gedragen. En ben daarna weer mijn flatje binnengegaan. Ben op mijn bank gaan liggen. Heb mijn radio aangezet en ben nog even op de tuinstoel op het balkon gaan zitten. Ben opgestaan en heb me een pilsje uit de koelkast gepakt. Weer terug in het zonnetje op mijn balkon. Uitzicht op het Hoogeveens kanaal. Mevrouw de Jong…. het zou mijn moeder kunnen zijn…

 

Verhuizen of aanpassen

Geplaatst op: 11 oktober 2010 door Lucas Bezembinder in Thema: Verhuizen
Tags:, , , ,

Ik kan twee redenen verzinnen om te verhuizen. Omdat het op de nieuwe plek beter toeven wordt of omdat het op de oude plek minder toeven is. Al kan de laatste reden er nog wel eens voor zorgen dat er niet verhuisd wordt, maar dat men zich aanpast. Als ik naar mijn eigen verhuisgeschiedenis kijk dan klopt dat mooi. Soms was de nieuwe plek de reden van het verhuizen, soms het achteruitgaan van de oude plek. En ook het aanpassen is herkenbaar voor mij.

Ik was net geboren toen mijn ouders verhuisden vanuit het huis van mijn oma naar hun eerste woninkje. Weliswaar een klein, tochtig huis zonder wc aan de gracht net buiten het centrum van Steenwijk. Maar met een kind is een kamertje op zolder niet genoeg. En ook niet goed voor de relatie schoonmoeder-schoondochter. Daarna verhuisden wij binnen Steenwijk naar een huis mét wc. Vervolgens kreeg mijn vader een baan in Olst en was een verhuizing die kant op heel logisch. Zo ging het ook toen hij in Hilversum ging werken.

Na zestien jaar daar gewoond te hebben verliet ik in 1985 definitief het ouderlijk huis. Ik ging in Utrecht wonen. samen met mijn toenmalige liefde op een zusterflatje met één kamer, een poppenkeuken en dito douchetoilet. Een jaar later werd dit ingeruild voor een HAT-eenheid met twee grote kamers, een grote eetkeuken en ruime douchetoiletruimte. Na mijn studie gingen wij op zoek naar woonruimte met meer kamers. De relatie liep echter op de klippen en drie jaar onderhuur in kleinere woningen was het gevolg. Het fraaist was nog het appartement vlak onder de Dom. Deze lag daar zo dichtbij, dat ’s zondags het gebeier er overheen zweefde en ik toch heerlijk kon uitslapen.

Met mijn nieuwe en huidige liefde verhuisde ik in 1995 naar een groot appartement in Lunetten. Hier zijn onze dochters geboren en  hoewel het een tuin ontbeert woon ik daar, door allerlei omstandigheden gedwongen, nog steeds. Een stapelbed hier en een muurtje daar. De woning lijkt steeds groter dan hij is. Aanpassen is in sommige gevallen heel goed mogelijk.

Maar moet ik mij blijven aanpassen? De situatie in Nederland neemt steeds onaangenamere vormen aan. Een man die schreeuwt dat een deel van mijn landgenoten hier eigenlijk niet thuis hoort, verziekt de sfeer. Wil ik in zo’n land nog wel wonen? Wordt het geen tijd om naar een vriendelijkere omgeving te verhuizen? Ik ben in ieder geval niet van plan mij aan te passen. Dat is het verschuiven van mijn principes. Ga ik pas weg als hij de macht zelf in handen heeft en gedoog ik elke andere situatie waar hij bij betrokken is? Nee! Ik verhuis niet en ik pas mij niet aan. Ik zal vechten! Voor een sociale samenleving waar iedereen mijn buurman kan zijn. Ik verhuis pas als ik moet vluchten.