Op een van de eerste mooie lentedagen van het jaar, was het gezellig druk in de Nederlandse hoofdstad. Voor het Van Goghmuseum stond een rij om naar binnen te gaan. Ook Rob stond in die rij. Hij had eindelijk eens de tijd gevonden om naar dit museum te gaan. Hij ging heel graag naar musea en hij had dit museum al veel eerder willen bezoeken, samen met zijn grote liefde Sanne. Maar toen hij Sanne een paar maanden geleden betrapt had met een collega van haar, had hij er geen behoefte meer aan gehad.
Nu, na maanden van liefdesverdriet, vond Rob het tijd om weer eens iets te doen wat hij leuk vond.
“Sorry, weet u waar ik een winkeltje kan vinden die antieke kleedjes verkoopt?”, hoorde Rob een meisje aan hem vragen. “Nee, ik zou het eerlijk gezegd niet weten. Ik woon niet in Amsterdam”, antwoordde Rob. Het meisje liep door en stelde aan een vrouw dezelfde vraag. “Sorry dear, I’m just a tourist visiting this great city”, was het antwoord. Het meisje zuchtte en probeerde het weer bij iemand anders. Rob bleef het meisje met zijn ogen volgen. Hij was onder de indruk van haar onschuldige schoonheid. Ook was hij benieuwd waarom zo’n meisje op zoek was naar antieke kleedjes. “Sorry meneer”, hoorde hij haar weer zeggen. “je ne comprend pas”, was de onmiddellijke reactie. Het meisje liet haar schouders hangen. Toen zag ze een vrouw van middelbare leeftijd. “Nog een poging”, dacht het meisje. “Sorry mevrouw, spreekt u Nederlands en komt u uit de buurt?”. “Jazeker lieverd, ik woon hier al 40 jaar”, zei de vrouw in onvervalst Amsterdams. “Weet u waar ik een winkeltje kan vinden waar men antieke kleedjes verkoopt? Het liefst van kant?”. De vrouw zei dat een paar straten verderop een buurt was waar een aantal winkels zaten die kleden verkochten en ook een aantal antiek winkeltjes. Daar moest ze het maar eens proberen.
Toen Rob 2 uur later uit het Van Goghmuseum kwam, was hij blij verrast. Hij zag het meisje zitten op een bankje, genietend van een puntzak patat. Naast haar stond een plastic tasje wat ze heel dicht bij haar hield. Rob trok de stoute schoenen aan en ging naast het meisje zitten. “Heb je nog gevonden wat je zocht?”, vroeg Rob. Ze keek hem vragend aan. “Je vroeg daar straks aan mij of ik een antiek winkeltje kende. Je leek zo vastberaden en eerlijk gezegd was ik ook nieuwsgierig naar waarom een meisje als jij op zoek was naar antiek.”
Het meisje begon te lachen. “Ik ben Emma en ik woon nog maar net in Amsterdam. Eergisteren is mijn lieve oma overleden. Wij hebben als familie besloten om allemaal iets in oma’s kist te leggen, iets wat echt typisch was voor mijn oma”. “Gecondoleerd”, zei Rob.
Het meisje vertelde verder. “Mijn oma maakte altijd zelf jam. De hele keuken stond altijd vol met potjes jam. Vaak ging ze aan het eind van de dag naar de markt en kon ze voor een mooi prijsje allerlei soorten fruit kopen. Aardbeien, abrikozen, kersen, ga zo maar door. Mijn oma’s jam was zo populair dat ze regelmatig potjes jam verkocht aan buurvrouwen, vriendinnen en bekenden. Alle jampotjes werden voorzien van een kanten mutsje. Dat stond zo gezellig. Dus toen mijn familie het idee opperde om iets in de kist te leggen, wist ik direct dat het een jampotje moet zijn, compleet met kanten mutsje”. Rob was ontroerd door dit verhaal. Hij was blij dat hij het aangedurfd om op het meisje af te stappen. Ze bleven nog een hele tijd zitten op het bankje en ze kletsten alsof ze elkaar al jaren kenden. Nadat ze telefoonnummers en e-mailadressen hadden uitgewisseld, gingen ze ieder hun eigen weg. Rob was ervan overtuigd dat deze ontmoeting het begin was van iets heel moois.
Een bijdrage van gastschrijver Claudia Noatschk